Een holle frase

In de twee etmalen na de publicatie van het alarmerende IPCC-rapport (augustus 2021) was de meest gestelde vraag op Google: ‘Wat kan ik doen voor het klimaat?’ Op plek 3 stond: ‘Welk eten is slecht voor het klimaat?’

Veel mensen willen duurzamer leven en zoeken naar mogelijkheden om dat te doen. Tegelijkertijd is er heel veel onwetendheid over duurzaamheid. Niet zozeer in de wetenschap, maar wel in onze dagelijkse leefomgeving. Onze maatschappij draagt er niet heel actief aan bij om die onwetendheid weg te nemen – alle groene labeltjes en vinkjes ten spijt. Er wordt te pas en te onpas gestrooid met de term ‘duurzaamheid’, zowel door politiek als bedrijfsleven. De term ‘duurzaamheid’ is ernstig aan inflatie onderhevig. Het is tot een schaamlap, een vijgenblad geworden. Duurzame beloften zijn holle frasen geworden.

In de wetenschap wordt het nog relatief onbekende concept van ‘consumption corridors’ gebruikt om duurzaamheid te duiden. Het uitgangspunt bij dit concept, zoals onder andere beschreven in het recent verschenen boek van Professor Fuchs en collega’s, is het goede leven in relatie tot ecologische en sociale grenzen. Ze ontwikkelden een model met een bandbreedte. Je kunt inventariseren wat mensen nodig hebben aan spullen, voeding, etcetera om goed te leven; dat bepaalt de ondergrens. De bovengrens ligt daar waar meer consumptie leidt tot schade aan ander leven, inclusief andere mensen. De ruimte tussen de onder- en bovengrens is zinloze consumptie, die baat noch schaadt. Het is vooral een ijdele poging om onbevredigbare behoeften te bevredigen, maar draagt niet bij aan het lenigen van noden.

Het model is bijzonder nuttig in het bepalen van wat duurzaam is en wat nodig is voor een goed leven. Er ontstaan verschillende categorieën producten en diensten:

  1. Producten en diensten die nodig en duurzaam zijn
  2. Producten en diensten die nodig, maar niet-duurzaam zijn
  3. Producten en diensten die onnodig en duurzaam zijn
  4. Producten en diensten die onnodig en niet-duurzaam zijn

“[De mijnbouw] verandert een landschap van gezondheid, vitaliteit en overvloed in een ecologisch lijk.”

In het dagelijkse marketinggeweld en in de vele beloften van politici vallen de meeste duurzaamheidsclaims in de tweede, derde en vierde categorie. Met elektrisch rijden, een beetje minder vlees eten en zonnepanelen op ons dak zijn we er niet. Met dergelijke activiteiten springen we misschien minder ver uit de bandbreedte, maar we leven er nog altijd buiten. En zolang dat het geval is, helpen we klimaatverandering verder. Zeker als politici en marketeers ons doen geloven dat veel duurzame producten binnen de bandbreedte vallen. Denk aan elektrische auto’s. Elektrische auto’s zijn minder slecht voor het milieu dan conventionele brandstofauto’s. Dat klopt. Maar daarmee zijn ze nog niet goed voor het milieu. Ook niet als MilieuCentraal en andere ‘onafhankelijke’ organisaties dat claimen (al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven). Elektrische auto’s dragen weliswaar bij aan vermindering van de CO2-uitstoot, maar zijn nog altijd onderdeel van een extractieve economie: een economie waarin antropocentrisch (anthropos = mens) denken het plunderen van de aarde legitimeert en egocentrisch denken het uitbuiten van anderen. In Chili staat de winning van lithium verre van gelijk aan duurzaam en groen. Met Chili gebeurt wat Mark Shepard al schreef over Noord-Amerika: “[het verandert] van een ‘wildernis’ van gezondheid, vitaliteit en overvloed […] in een ecologisch lijk.”

In de tussentijd strooien de marketeers ons zand in de ogen met een wildgroei aan keurmerken en claims. Elk bedrijf dat op de consumentenmarkt actief is, beweert wel iets te doen aan duurzaamheid. Opvallend populair is de afgelopen jaren de belofte geworden dat bedrijven op weg zijn naar duurzaamheid. Op z’n best vormen zulke duurzaamheidsclaims een collectieve schuldbekentenis. Een signaal van bedrijven die aangeven dat er serieus veel mis is in deze wereld en dat zij daar (ook) aan debet zijn. Ze beweren er iets aan te doen, maar zonder leefstijlverandering van consumenten is dat kansloos. Een schuldbekentenis die niet tot échte verandering leidt, heeft geen enkele waarde. 

Maar wat werkt dan wel? We kunnen dat het beste illustreren aan de hand van een citaat. Op 28 oktober 2020 plaatste het satirisch nieuwsmedium De Speld een bericht van Timon Tamminga en Jop Eikelboom, getiteld: ‘Klimaatverandering stopgezet door vrouw die kiest voor korte bon’. Het artikel was een reactie op de mogelijkheid om bij de zelfscankassa’s van Albert Heijn te kiezen voor een ‘ultrakorte bon’. Dit zou AH op jaarbasis 60.000 rollen bonnetjespapier kunnen besparen. De grootgrutter is al meerde malen verkozen tot duurzame supermarkt van Nederland door Sustainable Brand Index. Dat de term ‘duurzame supermarkt’ in feite een contradictio in terminis is, wordt voor het gemak genegeerd. Net als het feit dat EkoPlaza niet wordt meegenomen in deze ranking.

De satire van De Speld is hilarisch:

Goed nieuws voor de mensheid! De opwarming van de aarde is een halt toegeroepen door de 25-jarige Marline. Bij het doen van haar boodschappen koos ze bij de zelfscankassa namelijk voor de korte bon.
‘‘Ik ben gek op deze planeet, dus de keus was snel gemaakt’’, vertelt Marline aan een leger toegestroomde journalisten […].
Nadat Marline de pers te woord heeft gestaan, verlaat ze onder luid gejuich de supermarkt. In haar handen vier volle boodschappentassen met onder andere twaalf pakken spareribs, 6 liter melk en twee voordeelpakken Mr Muscle-gootsteenontstopper.

De sterke uitvergroting wekt de lachlust. Iedereen begrijpt dat de klimaatverandering niet stopt door te kiezen voor een korte bon. Maar ook de innovaties die dat wel zouden moeten, zoals een elektrische auto, kunnen dat niet zonder een vergaande verandering van leefstijl van iedereen en dan in het bijzonder de rijken. De waarheid die je daarmee tussen de satirische regels doorleest bestaat uit twee elementen: duurzaamheidclaims zijn in de praktijk vaak een farce en waar ze wel echt effectief zouden hebben, laten ze veel te wensen over. De auteurs van De Speld benadrukken dit door de vier boodschappentassen te noemen met daarin “onder andere twaalf pakken spareribs, zes liter melk en twee voordeelpakken Mr Muscle-gootsteenontstopper.”

Een groot probleem met duurzaamheid is dat reële problemen lijken te verdwijnen als je alles maar duurzaam noemt. Zelfs dingen die met geen mogelijkheid duurzaam te maken zijn, zoals zuivelproducten, pvc-vloeren, kozijnen, bloemen of auto’s, worden duurzaam genoemd (voor een toelichting over deze producten zie het artikel in dit dossier over ‘onze impact’). Het wordt om de haverklap gebruikt en wekt de illusie dat oplossingen maakbaar zijn zonder dat we onze (luxe) leefstijl hoeven aan te passen. Het concept ‘duurzaamheid’ mist daardoor elke realiteitszin. Sterker nog, we zijn al snel geneigd te denken dat we duurzaam leven als we een paar duurzame handelingen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld minder vlees eten. Door onszelf (selectief) een paar duurzame gedragingen aan te meten, kunnen we onszelf voorhouden dat er voor andere vervuilende activiteiten nog wel plaats is in onze leefstijl. Zo kan het gebeuren dat klimaatbewuste mensen vaker vliegen en de auto pakken voor korte ritjes dan mensen die niet klimaatbewust zijn.

De gemiddelde leefstijl van 3,5 Amerikaan wordt betaald met het leven van een arm iemand op deze wereld.

Echt duurzaam leven, betekent leven binnen de bandbreedte van ‘consumption corridors’. Dit is niet alleen nodig voor het klimaat en milieu, maar ook voor de mensen ver weg. Het aantal mensen in niet-westerse landen dat dagelijks onder slechte omstandigheden voor onze consumptiegoederen werkt is vele malen groter dan in het koloniale verleden, ook indien gecorrigeerd voor bevolkingsgroei. Wapens zijn niet langer ons machtsmiddel om mensen uit te buiten. De toegang tot geld is dat wel. Als je de arbeidsomstandigheden waaronder de voetbalstadions in Qatar zijn gebouwd afschuwelijk vindt, dan is het tijd voor zelfreflectie, want ook de spullen en voedsel in ons huis zijn voor een groot deel door vergelijkbare uitbuiting tot stand gekomen. Recent onderzoek toont aan dat de gemiddelde leefstijl van 3,5 Amerikaan betaald wordt met het leven van een arm iemand op deze wereld. De statistiek is er nog niet voor Nederland, maar zal eveneens onthutsend zijn. In de tijd dat u dit artikel gelezen heeft zijn er al tientallen mensen, grotendeels arme mensen, als gevolg van klimaatverandering. Schatting lopen uiteen van 1,7 miljoen vroegtijdige sterfgevallen per jaar tot zelfs 5 miljoen (9,5 per minuut!). Klimaatverandering die grotendeels is veroorzaakt door het Westen. Het overschakelen naar ‘duurzame’ producten zal daar, door hun extractieve karakter en verwoestijning, niet of nauwelijks verandering in brengen.

Het enige wat echt bij kan dragen aan een rechtvaardige, duurzame maatschappij is een leefstijl binnen de bandbreedte van ‘consumption corridors’

Wat staat ons dan te doen? De wetenschap is tamelijk unaniem over wat nu nodig, of zelfs vereist is. Technologische innovatie, elektrificatie en circulaire economie zijn nodig, maar onvoldoende, tonen wetenschappers zoals Zora Kovacic en haar collega’s. Het enige wat echt bij kan dragen aan een rechtvaardige, duurzame maatschappij is een leefstijl binnen de bandbreedte van ‘consumption corridors‘. Doordat we muurvast zitten in ons economisch systeem, lijkt dit een moeilijk begaanbare weg, maar als we die niettemin gaan bewandelen, krijgen we er veel voor terug.
Het is nooit leuk om ongemakkelijke feiten onder ogen te zien. We zijn snel geneigd vluchtroutes in te slaan, bijvoorbeeld door ons mentaal af te sluiten voor de onwelgevallige feiten; in het ergste geval ontkennen we ze doodleuk. Maar ook activisme, op welk niveau dan ook, kan een vluchtweg zijn; onder het mom van ‘laten we tenminste iets doen!’ Ook klimaatdepressie en somberte kunnen een vlucht uit de realiteit zijn, evenals moedeloosheid of juist het tegenovergestelde: een optimistische drang naar het zoeken van oplossingen in de vorm van nieuwe technieken. Maar geen van deze uitwegen is gebaseerd op kennis, visie en hoop.
Een uitweg in de vorm van een compleet andere leefstijl is bij nadere beschouwing uitnodigend en uitdagend. Het is een way of life waarbij we bevrijd worden van consumptiedrift, concurrentie om likes op social media en prestaties op de werkvloer. We onttrekken ons dan ook aan maatschappelijk gestelde materiële levensstandaarden. Door minder betaald werk is er meer tijd en aandacht voor onze omgeving. Het is een eenvoudig leven dat we delen in plaats van proberen te winnen. Het is goed voor het klimaat en de ander; het geeft ons ook rust en vreugde. We kunnen onze aandacht afleiden van ons bezit, naar datgene wat werkelijke belangrijk is: vriendschappen, goede gesprekken, tijd, rust en aandacht. En de wetenschap toont ook nog eens dat bij een dergelijke leefstijl zowel onze fysieke als geestelijke gezondheid met sprongen vooruit kan gaan.
Mooie bijvangst!

Deel dit artikel:

Facebook
Twitter
LinkedIn